Voordat ik doorga met de aankleding van Schragenhave moet er dringend een andere klus gedaan worden. Het onderstel van tweeassige motorwagen HTM 251 begon steeds meer kuren te vertonen, en zo zwaar te lopen dat de compensatieregeling van de decoder bijkans bezweek.
Het dragende messing onderstel is ooit - eind jaren '90 - gebouwd voor normaalspoor, vervolgens versmald voor 22,5mm-spoor met buitenliggende lagers (wielen binnen het frame) en nu weer verbreed voor normaalspoor; de zichtbare zijkanten (wangen) van de tramtruck waren slechts kosmetisch en van styreenplaat.
Van al die verbouwingen is het messing onderstel, feitelijk niet meer dan een rechthoek gemaakt van strips, niet beter geworden. De kogel is door de kerk: de 251 krijgt een echte tramtruck van messing. Even doorzetten, maar dan heb je ook wat, hoop ik.
Zo zag het eruit:
woensdag 16 maart 2016
maandag 14 maart 2016
Viskraam.... check!
De aankleding van Schragenhave vordert gestaag. Het pand van de boekhandel heeft nu complete sponningen in alle vensters, en het gebouw is van achter dicht, zodat het binnen donker is. De inrichting komt later.
Ook van het Academiegebouw is de beglazing compleet - behalve de zijgevel, zie ik net. Sponningen ontbreken nog; wel is het ook daar van binnen donker.
De provisorische achtergrond - hemelsblauw geschilderd tekenpapier - is vervangen door een foto-achtergrond met voornamelijk wolken.
En de haringtent heeft nu een vloer en een interieur; de geur van verse zeevis moet je er maar bij bedenken.
Er zijn nog een boel klusjes te doen in de aanloop naar Volgende Halte in juni:
Ook van het Academiegebouw is de beglazing compleet - behalve de zijgevel, zie ik net. Sponningen ontbreken nog; wel is het ook daar van binnen donker.
De provisorische achtergrond - hemelsblauw geschilderd tekenpapier - is vervangen door een foto-achtergrond met voornamelijk wolken.
En de haringtent heeft nu een vloer en een interieur; de geur van verse zeevis moet je er maar bij bedenken.
Er zijn nog een boel klusjes te doen in de aanloop naar Volgende Halte in juni:
- Provisorische fiddleyard bouwen aan de Leidschendamse zijde van het viaduct
- Sporen op het viaduct vervuilen, en voorzien van ijzeren wafelplaten of zoiets
- Gelijkspanningsleidingen aanleggen voor de friesverlichting en verkeerslicht e.d.
- De bovenleiding aanleggen; de masten zijn er klaar voor
- De boom op de Prinsessegracht 'beschorsen' en bebladeren
- De balustrade voor de Herenbrug maken
- De balustrade voor de boekhandel maken
- Beglazing en tussenwandjes zijkant Academie
- Klok voor de smalle blinde gevel van de Academie maken
- Minstens een Haagse Piet Zwart-lantaarnpaal maken
- Mensen, auto's, fietsen en straatmeubilair toevoegen
- Materieeldozen en andere transportvoorzieningen maken
woensdag 13 januari 2016
Schaal nul-dakpannen
Op de boekwinkel zit een pannendak. Ik maak de dakbedekking van strookjes papier, horizontaal gelijmd over verticale ronde staafjes. De papieren strookjes, slap geworden van de royaal aangebrachte V&D-knutsellijm, worden telkens aan een kant onder de ronde staafjes gepropt (Evergreen rond, 1,2mm). Zo ontstaat de typische opeenvolging van holle en bolle vlakken van een Hollands pannendak.
Ik heb deze methode ooit eens ergens beschreven gezien (voor h0 of 00) en dacht toen: wat een gepruts. Maar het valt reuze mee. Het klinkt allemaal erg ingewikkeld, maar de foto verduidelijkt het wel:
Het pannendak wordt terracotta-oranje, niet zo fel als voorrangsbord-oranje, maar een tikje bruiner. Revell mat 85, voor wie het weten wil. Het vervuilen is nog niet helemaal geslaagd (oranje nog niet goed droog), maar daar kwast ik nog wel eens overheen.
Ik heb deze methode ooit eens ergens beschreven gezien (voor h0 of 00) en dacht toen: wat een gepruts. Maar het valt reuze mee. Het klinkt allemaal erg ingewikkeld, maar de foto verduidelijkt het wel:
Het pannendak wordt terracotta-oranje, niet zo fel als voorrangsbord-oranje, maar een tikje bruiner. Revell mat 85, voor wie het weten wil. Het vervuilen is nog niet helemaal geslaagd (oranje nog niet goed droog), maar daar kwast ik nog wel eens overheen.
Labels:
dakpannen,
kartonbouw,
technieken
Locatie:
Voorhout, Den Haag, Netherlands
woensdag 6 januari 2016
Stoeptegels in schaal nul
In de afgelopen maanden is er stug doorgewerkt aan de 100 x 60 cm grote normaalspoortrammodule Schragenhave, die aansluit op het tramspoor onder Voorburg/Leidschendam Viaduct. Het linkereinde toont een stukje Prinsessegracht in Den Haag, ca. 1960, met het enkelsporige eindpunt van lijn 5, de Tekenacademie en de boekhandel van Verwijs & Stam op de hoek.
Motorwagen A251 is eveneens ontdaan van zijn Waanse kenmerken, en heeft nu weer een Haegs uiterlijk, als HTM 251.
Over de hele lengte van de module lopen niet alleen wegen en sporen, maar ook trottoirs. De kinderkopjes op de kade zijn in relief gestempeld in schuimplaat, de rest van de wegen is voorlopig geasfalteerd.
Maar de trottoirs... die moeten natuurlijk belegd worden met vierkante tegeltjes.
De stoeptegeltjes zijn gesneden uit grijs karton van 1,5mm dik, op zich al een hele klus. Naast hele tegels zijn er natuurlijk ook halfjes, tweederden en derden. En dan maar plakken. Achter elkaar gelegd ligt er op de baan een paar meter trottoir van ca. 5 cm breed, dus tel maar na.
Maar het resultaat loont de moeite. De tegeltjes worden gelegd in witte knutsellijm; als daar wat van omhooggeperst wordt tussen twee tegels, gaat meteen de grasspuit eroverheen (gewoon een oud plastic shampooflesje). Dan gaat het er zo uitzien:
Motorwagen A251 is eveneens ontdaan van zijn Waanse kenmerken, en heeft nu weer een Haegs uiterlijk, als HTM 251.
Over de hele lengte van de module lopen niet alleen wegen en sporen, maar ook trottoirs. De kinderkopjes op de kade zijn in relief gestempeld in schuimplaat, de rest van de wegen is voorlopig geasfalteerd.
Maar de trottoirs... die moeten natuurlijk belegd worden met vierkante tegeltjes.
De stoeptegeltjes zijn gesneden uit grijs karton van 1,5mm dik, op zich al een hele klus. Naast hele tegels zijn er natuurlijk ook halfjes, tweederden en derden. En dan maar plakken. Achter elkaar gelegd ligt er op de baan een paar meter trottoir van ca. 5 cm breed, dus tel maar na.
Maar het resultaat loont de moeite. De tegeltjes worden gelegd in witte knutsellijm; als daar wat van omhooggeperst wordt tussen twee tegels, gaat meteen de grasspuit eroverheen (gewoon een oud plastic shampooflesje). Dan gaat het er zo uitzien:
dinsdag 11 augustus 2015
Bakwagen HTM H55
Nu de ex-Waanse 36 weer is omgespoord naar normaalspoor moet er natuurlijk iets achter gehangen worden, anders heeft het experiment met de Sprat & Winkle-koppelingen weinig zin.
Op zoek naar foto's van een passend aanhangrijtuig uit de serie HTM 650, die dienst hebben gedaan achter de Ombouwers maar ook achter de 250'ers waar ik ook een model van heb, kwam ik iets anders tegen: de bakwagen H55. Die is ontstaan uit een uitgediende Haagse tweeasser (de 25, voorheen Fordje 42), en past dus iets beter achter de 36. De echte H55 is bewaard gebleven in de SHTM-collectie, te bewonderen in het Haags Openbaar Vervoer Museum.
Aan de slag dus maar - met karton en schaar. Want we blijven wel in stijl.
Intertijd bouwde ik de A36 op dezelfde wijze als de door Fairfield geleverde h0-versie die tot inspiratie diende: rondom een tweeassig motorblok, met een 'kosmetische' truck eromheen. De aandrijving was geconstrueerd van messingplaat, alle niet-dragende delen bestaan uit karton/bristolkarton/zwaar papier. Bij de H55 doe ik het anders: de assen worden daadwerkelijk gelagerd in de truck. Er is geen verborgen frame.
De hele truck is gebouwd uit kartonnetjes; wie zeer jeugdige familieleden heeft en vorig jaar klant was bij AH, herkent het materiaal. Ieder asuiteinde is gelagerd in een messingbusje met aan een eind een klein tussenlegringetje gesoldeerd; een hoge hoed zonder dak, dus. Het busje, randje aan de binnenzijde, blijft zo binnen het frame, en kan een beetje op en neer bewegen in de aspot, zodat het wiel door z'n eigen gewicht de onregelmatigheden van het spoor volgt. Afveren leek me wat veel van het goede.
Van onderen ziet de kartonnen truck er zo uit. De messing lagerbusjes zijn overigens stukjes van een uitgediende vierkleurenbalpenvulling.
De vloer van de wagen is uit een stuk. Aan de onderzijde, hier niet zichtbaar, zijn in de langsrichting verstevigingsribben aangebracht om doorzakken te voorkomen. Ook te zien op onderstaande foto zijn de bladveren, die de wagenbak ondersteunen. Ze zitten nergens aan vast, maar dat valt nauwelijks op.
Het parabolische balkonscherm wordt straks aan de onderzijde in model gehouden door de vloerplaat. Aan de bovenzijde wordt daarvoor een rib gelijmd met dezelfde contour.
De vier treeplanken worden in elkaar gevouwen op basis van een eenvoudige uitslagtekening, gewoon met de pen getekend. De echte H55 heeft geen treden meer, maar ik vond dat een kaal gezicht.
De dienstwagen heeft een rechthoekige, niet erg diepe bak. Omdat de wielen een paar mm groter zijn dan de schaalmaat, steken ze door de vloer. Bij het voorbeeld is dat uiteraard niet het geval, voorzover ik weet. Ik heb overigens de aspotten iets hoger in de truck gezet om die grotere wieldiameter te compenseren, zodat de hoogte van het geheel ten opzichte van b.s. nog altijd klopt.
Het begint erop te lijken. De H55 heeft zijn frontseinkasten behouden, maar er zit niks meer in. Daardoor is het nog wel steeds een tram met een gezicht. Aan de buitenzijde van de bak zitten U-profielen.
Met deze combinatie kun je zo een half uur heen en weer rijden: aankoppelen, opduwen, afkoppelen, wegrijden, terugkomen en weer aan koppelen, wegrijden... De model-H55 heeft ook nog een profielrand langs de randen van het balkonscherm. Dat vond ik mooier, en het is makkelijker te schilderen. De echte heeft dat allemaal niet meer.
En dat is 'm dan. Alleen nog een nummer erop, en een passende lading, en dan ziet hij eruit zoals het origineel (let niet op de lading, die ga ik niet nabouwen):
http://www.hovm.nl/nieuw/aanhangwagen304.php
Op zoek naar foto's van een passend aanhangrijtuig uit de serie HTM 650, die dienst hebben gedaan achter de Ombouwers maar ook achter de 250'ers waar ik ook een model van heb, kwam ik iets anders tegen: de bakwagen H55. Die is ontstaan uit een uitgediende Haagse tweeasser (de 25, voorheen Fordje 42), en past dus iets beter achter de 36. De echte H55 is bewaard gebleven in de SHTM-collectie, te bewonderen in het Haags Openbaar Vervoer Museum.
Aan de slag dus maar - met karton en schaar. Want we blijven wel in stijl.
Intertijd bouwde ik de A36 op dezelfde wijze als de door Fairfield geleverde h0-versie die tot inspiratie diende: rondom een tweeassig motorblok, met een 'kosmetische' truck eromheen. De aandrijving was geconstrueerd van messingplaat, alle niet-dragende delen bestaan uit karton/bristolkarton/zwaar papier. Bij de H55 doe ik het anders: de assen worden daadwerkelijk gelagerd in de truck. Er is geen verborgen frame.
De hele truck is gebouwd uit kartonnetjes; wie zeer jeugdige familieleden heeft en vorig jaar klant was bij AH, herkent het materiaal. Ieder asuiteinde is gelagerd in een messingbusje met aan een eind een klein tussenlegringetje gesoldeerd; een hoge hoed zonder dak, dus. Het busje, randje aan de binnenzijde, blijft zo binnen het frame, en kan een beetje op en neer bewegen in de aspot, zodat het wiel door z'n eigen gewicht de onregelmatigheden van het spoor volgt. Afveren leek me wat veel van het goede.
Van onderen ziet de kartonnen truck er zo uit. De messing lagerbusjes zijn overigens stukjes van een uitgediende vierkleurenbalpenvulling.
De vloer van de wagen is uit een stuk. Aan de onderzijde, hier niet zichtbaar, zijn in de langsrichting verstevigingsribben aangebracht om doorzakken te voorkomen. Ook te zien op onderstaande foto zijn de bladveren, die de wagenbak ondersteunen. Ze zitten nergens aan vast, maar dat valt nauwelijks op.
Het parabolische balkonscherm wordt straks aan de onderzijde in model gehouden door de vloerplaat. Aan de bovenzijde wordt daarvoor een rib gelijmd met dezelfde contour.
De vier treeplanken worden in elkaar gevouwen op basis van een eenvoudige uitslagtekening, gewoon met de pen getekend. De echte H55 heeft geen treden meer, maar ik vond dat een kaal gezicht.
De dienstwagen heeft een rechthoekige, niet erg diepe bak. Omdat de wielen een paar mm groter zijn dan de schaalmaat, steken ze door de vloer. Bij het voorbeeld is dat uiteraard niet het geval, voorzover ik weet. Ik heb overigens de aspotten iets hoger in de truck gezet om die grotere wieldiameter te compenseren, zodat de hoogte van het geheel ten opzichte van b.s. nog altijd klopt.
Het begint erop te lijken. De H55 heeft zijn frontseinkasten behouden, maar er zit niks meer in. Daardoor is het nog wel steeds een tram met een gezicht. Aan de buitenzijde van de bak zitten U-profielen.
Met deze combinatie kun je zo een half uur heen en weer rijden: aankoppelen, opduwen, afkoppelen, wegrijden, terugkomen en weer aan koppelen, wegrijden... De model-H55 heeft ook nog een profielrand langs de randen van het balkonscherm. Dat vond ik mooier, en het is makkelijker te schilderen. De echte heeft dat allemaal niet meer.
En dat is 'm dan. Alleen nog een nummer erop, en een passende lading, en dan ziet hij eruit zoals het origineel (let niet op de lading, die ga ik niet nabouwen):
http://www.hovm.nl/nieuw/aanhangwagen304.php
donderdag 6 augustus 2015
Automatisch koppelen met Sprat & Winkle
Strikt gesproken speelt dit zich niet meer af op het Eiland Waan, maar het is er een vervolg op, dus ik vertel het toch maar hier. Eerder gepubliceerd op het Spoornulforum.
We zijn aan het experimenteren met automatische koppelingen van Sprat & Winkle (S&W). De koppelingen worden geleverd als plat etsplaatje, plus nieuwzilverdraad en ijzerdraad. Een tweede etsplaatje bevat de montagerechthoekjes waaraan de koppelingsonderdelen worden opgehangen en waarmee ze worden bevestigd onder de wagenbak. Er is enig soldeerwerk nodig.
Hoezo automatische koppelingen? Het ligt in de lijn der verwachtingen dat een toekomstig tramproject in 0 het zal moeten hebben van handbestuurde motorrijtuigen en rangeerbewegingen met bijwagens en werkmaterieel. Dat is heel wat anders dan het automatisch rondjes rijden met vaste combinaties zoals op het Eiland Waan. Daar voldeed de bekerkoppeling uitstekend om handmatig tramstellen te vormen die dan enkele uren ongewijzigd bleven.
Bij automatische koppelingen in 0 denk je tegenwoordig al gauw aan Lenz, maar aan de voorgevel van de relatief kleine tramvoertuigen ziet dat er nogal onevenwichtig uit. Het meest prominente deel van de S&W is de koppelhaak, die smal is. Geen zware koppelkop. Verder heeft de koppeling een brede beugel - bij spoormaterieel zit die tussen of onder de buffers.
Op de foto valt de chemisch gezwarte koppelhaak niet eens meteen op. Hij domineert in ieder geval niet. Of je de koppelbeugel ziet, hangt ook van de lichtval af. Hij is hier matgrijs geverfd.
Van opzij is de beugel nauwelijks te zien; de koppelhaak steekt niet veel verder uit dan de bekerkoppeling van het grote voorbeeld. Goed te zien is het naar beneden hangende ijzerdraadje, dat straks een rol gaat spelen bij het ontkoppelen.
Eerst maar eens aankoppelen. Bij het naar elkaar toe rijden komen de koppelhaken naast elkaar. Ze hangen niet centraal boven het spoor, maar wijzen naar rechts. Dat komt mooi uit, want echte bekerkoppelingen hangen doorgaans ook opzij als ze niet in gebruik zijn.
Zo ziet het er van boven uit:
De gebogen voorkant van de haak glijdt soepel onder de koppelhaak, en bij het andere voertuig gebeurt hetzelfde. De haak wil weer naar boven door een tegengewicht dat onder de wagenbak hangt. De zwaartekracht werkt altijd, dus de haak komt altijd weer naar de horizontale positie terug. En voilà, gekoppeld zijn de voertuigen.
Het ontkoppelen gebeurt magnetisch. Ik heb permanentmagneten onder het spoor gebruikt. Magnetisme werkt altijd, net als de zwaartekracht, dus zodra het ijzerdraadje van de koppeling zich boven de magneet bevindt, wil de hele koppeling naar beneden. S&W levert daartoe magneten die lang genoeg zijn om beide koppelingen tegelijk aan te trekken; ik heb twee kleine neodymium-magneten onder het spoor geplaatst. Onder iedere groene strook zit er een, centraal in het spoor. De haken gaan omlaag.
Nu kun je twee dingen doen: het tractievoertuig wegrijden en het getrokken voertuig achterlaten; of het getrokken voertuig los opduwen. Wanneer je begint te duwen, staan de koppelingen nog omlaag, dus er wordt niet opnieuw aangekoppeld; de hele haak bevindt zich dan achter de koppelbeugel.
Wat gebeurt er onder de vloer? Simpel gezegd: de koppeling is een asymmetrische wip. Ongeveer halverwege is de koppeling opgehangen aan een draaipunt, dwars onder de bufferbalk, bestaande uit twee omgebogen draadjes. Het tegengewicht, de vertinde 'peddel' rechts, is het zwaarste deel van de wip, en houdt de koppelarm omhoog tegen de beugel aan.
Bevindt het bungelende ijzerdraad zich boven een magneet, dan wordt het aangetrokken en scharniert de koppeling om het draaipunt omlaag. Ontkoppeld!
De nulversie van S&W is uiteraard ontwikkeld voor spoormaterieel, en gaat uit van een wagenbodemhoogte van 20mm boven spoorstaaf. In plaats van het bungeldraadje kun je dan drie ijzeren schakels aan de koppeling hangen. In de praktijk blijkt de 12mm b.s. van mijn trams geen bezwaar te zijn. Er is dan nog altijd ruimte genoeg om de koppelhaak omlaag te laten klappen.
Uitslag van het experiment: positief. Dit werkt goed, is niet kwetsbaar en niet al te lelijk. Ik overweeg wel om de koppelbeugel van iets dunner draad te maken; dat kan best, zolang je maar geen goederentreinen van 60 assen wilt trekken.
De webwinkel van de leverancier, http://www.wizardmodels.co.uk/, had op het moment van schrijven enkele technische problemen, maar functioneert doorgaans probleemloos.
We zijn aan het experimenteren met automatische koppelingen van Sprat & Winkle (S&W). De koppelingen worden geleverd als plat etsplaatje, plus nieuwzilverdraad en ijzerdraad. Een tweede etsplaatje bevat de montagerechthoekjes waaraan de koppelingsonderdelen worden opgehangen en waarmee ze worden bevestigd onder de wagenbak. Er is enig soldeerwerk nodig.
Hoezo automatische koppelingen? Het ligt in de lijn der verwachtingen dat een toekomstig tramproject in 0 het zal moeten hebben van handbestuurde motorrijtuigen en rangeerbewegingen met bijwagens en werkmaterieel. Dat is heel wat anders dan het automatisch rondjes rijden met vaste combinaties zoals op het Eiland Waan. Daar voldeed de bekerkoppeling uitstekend om handmatig tramstellen te vormen die dan enkele uren ongewijzigd bleven.
Bij automatische koppelingen in 0 denk je tegenwoordig al gauw aan Lenz, maar aan de voorgevel van de relatief kleine tramvoertuigen ziet dat er nogal onevenwichtig uit. Het meest prominente deel van de S&W is de koppelhaak, die smal is. Geen zware koppelkop. Verder heeft de koppeling een brede beugel - bij spoormaterieel zit die tussen of onder de buffers.
Op de foto valt de chemisch gezwarte koppelhaak niet eens meteen op. Hij domineert in ieder geval niet. Of je de koppelbeugel ziet, hangt ook van de lichtval af. Hij is hier matgrijs geverfd.
Van opzij is de beugel nauwelijks te zien; de koppelhaak steekt niet veel verder uit dan de bekerkoppeling van het grote voorbeeld. Goed te zien is het naar beneden hangende ijzerdraadje, dat straks een rol gaat spelen bij het ontkoppelen.
Eerst maar eens aankoppelen. Bij het naar elkaar toe rijden komen de koppelhaken naast elkaar. Ze hangen niet centraal boven het spoor, maar wijzen naar rechts. Dat komt mooi uit, want echte bekerkoppelingen hangen doorgaans ook opzij als ze niet in gebruik zijn.
Zo ziet het er van boven uit:
De gebogen voorkant van de haak glijdt soepel onder de koppelhaak, en bij het andere voertuig gebeurt hetzelfde. De haak wil weer naar boven door een tegengewicht dat onder de wagenbak hangt. De zwaartekracht werkt altijd, dus de haak komt altijd weer naar de horizontale positie terug. En voilà, gekoppeld zijn de voertuigen.
Het ontkoppelen gebeurt magnetisch. Ik heb permanentmagneten onder het spoor gebruikt. Magnetisme werkt altijd, net als de zwaartekracht, dus zodra het ijzerdraadje van de koppeling zich boven de magneet bevindt, wil de hele koppeling naar beneden. S&W levert daartoe magneten die lang genoeg zijn om beide koppelingen tegelijk aan te trekken; ik heb twee kleine neodymium-magneten onder het spoor geplaatst. Onder iedere groene strook zit er een, centraal in het spoor. De haken gaan omlaag.
Nu kun je twee dingen doen: het tractievoertuig wegrijden en het getrokken voertuig achterlaten; of het getrokken voertuig los opduwen. Wanneer je begint te duwen, staan de koppelingen nog omlaag, dus er wordt niet opnieuw aangekoppeld; de hele haak bevindt zich dan achter de koppelbeugel.
Wat gebeurt er onder de vloer? Simpel gezegd: de koppeling is een asymmetrische wip. Ongeveer halverwege is de koppeling opgehangen aan een draaipunt, dwars onder de bufferbalk, bestaande uit twee omgebogen draadjes. Het tegengewicht, de vertinde 'peddel' rechts, is het zwaarste deel van de wip, en houdt de koppelarm omhoog tegen de beugel aan.
Bevindt het bungelende ijzerdraad zich boven een magneet, dan wordt het aangetrokken en scharniert de koppeling om het draaipunt omlaag. Ontkoppeld!
De nulversie van S&W is uiteraard ontwikkeld voor spoormaterieel, en gaat uit van een wagenbodemhoogte van 20mm boven spoorstaaf. In plaats van het bungeldraadje kun je dan drie ijzeren schakels aan de koppeling hangen. In de praktijk blijkt de 12mm b.s. van mijn trams geen bezwaar te zijn. Er is dan nog altijd ruimte genoeg om de koppelhaak omlaag te laten klappen.
Uitslag van het experiment: positief. Dit werkt goed, is niet kwetsbaar en niet al te lelijk. Ik overweeg wel om de koppelbeugel van iets dunner draad te maken; dat kan best, zolang je maar geen goederentreinen van 60 assen wilt trekken.
De webwinkel van de leverancier, http://www.wizardmodels.co.uk/, had op het moment van schrijven enkele technische problemen, maar functioneert doorgaans probleemloos.
maandag 27 juli 2015
Bedankt en vaarwel A36, welkom HTM 36
In de begintijd van het Eiland Waan (1996) was er bijna geen oorspronkelijk materieel van de Manx Electric Railway. Dat moest ik nog bouwen. Daarom werd onder andere Ombouwer HTM 36 omgespoord om te kunnen rijden op het 22,5mm-spoor van Waan. Ook kreeg de wagen de rode balkonschermen en zijpanelen die veel trams van het Isle of Man ook hebben, en werd hij in het nummerschema opgenomen als A36.
Het model had ik al in 1980 gebouwd uit karton, waarbij ik uiteraard heel wat fouten heb gemaakt. De wagenbak is op verschillende plaatsen niet zo strak en stevig als het zou kunnen, want zoals ik inmiddels weet is dat zeer wel mogelijk met karton. Het vensterglas is gemaakt van dik overheadsheet, en daarvoor heeft de modelbouwer tegenwoordig betere alternatieven. Ik heb niet geprobeerd alles bij deze 'makeover' te verbeteren - dan kan ik beter een nieuwe 36 bouwen en de oude weggooien, maar daarvoor is hij me inmiddels te dierbaar. De foto's zijn natuurlijk genadeloos en tonen de gebreken, inclusief het kwastwerk, maar desondanks is het model een overtuigende weergave van de 36 (zoals 'Haagse bronnen' ongetwijfeld kunnen bevestigen).
Nadat de Ombouwer bijna twintig jaar dienst heeft gedaan op het Eiland Waan is er inmiddels zoveel passend materieel voor dat bedrijf gebouwd dat ik kon besluiten om de A36 weer terug te schilderen naar de oorspronkelijke Haagse uitvoering. Dat is gebeurd, en dat niet alleen. Ik heb de wagen ook weer omgespoord naar normaalspoor, en gelijk de 30 (!) jaar oude Lima-motor maar eens vervangen. Die was weliswaar netjes getemd door de instellingen van de Lenz-decoder, maar het bleef een wispelturige stroomvreter. De tweeasser heeft nu gewoon een cilindervormige motor met een wormwiel en kan nu echt l a n g z a a m rijden. Bijkomend voordeel van de nieuwe motor is, dat de hele aandrijving nu onder de vloer zit. Dat werd ook tijd. Voor en na:
Als normaalsporig model zou de tram straks best eens te gast kunnen zijn op een baan zonder bovenleiding. Geen gezicht natuurlijk, maar vooruit. Daartoe moest de wagen omschakelbaar gemaakt worden voor tweerailbedrijf. Op het Eiland Waan reed hij onder de functionele bovenleiding, met beide spoorstaven als retour. Die mogelijkheid heeft de normaalsporige versie nog steeds, maar daarnaast is hij ook eenvoudig om te schakelen naar het tweerailsysteem. Schakelaar e.d. zijn inmiddels gecamoufleerd, hoor.
En aangezien er toch al een decoder in het dak van de 36 zat, is de wagen ook voorzien van functionerende frontseinen. De 'koplampen' die het model had, waren feitelijk niet meer dan ronde plaatjes, geplakt op het balkonscherm. Nu moest er een LED in, en dat vereiste nogal wat hakwerk. De vloer van het model zat namelijk precies achter het frontsein; in het echt zit de vloer lager, en de lamp dus boven vloerhoogte.
De frontseinen zijn kokertjes, met daarin een reflector met een gat erin. Alles, zoals bij mij wel vaker, geheel gemaakt van papier en karton. Aan de voorzijde zit een schijfje 'glas', vastgelijmd met transparant opdrogende cockpit-lijm, de Canopy Glue uit de vliegtuigmodelbouw. Warmwit ledje erin, lichtsterkte temperen met CV55 en 56, en het effect stemt me tevreden.
De stootbuffers hebben tijdens het bedrijf op Waan het nodige te verduren gehad, en die waren daardoor ingedrukt tegen het balkonscherm. In het echt zitten daar twee veren tussen om de klappen op te vangen. Een representatie daarvan (korte stukjes buis) is aangebracht, waardoor de buffer weer de goede vorm heeft, en hopelijk ook houdt.
Tenslotte is de Haagse Ombouwer 36 op proef voorzien van de automatische Spratt & Winkle-koppeling, waarover later meer.
Tot slot nog een keertje "voorheen en thans":
Het model had ik al in 1980 gebouwd uit karton, waarbij ik uiteraard heel wat fouten heb gemaakt. De wagenbak is op verschillende plaatsen niet zo strak en stevig als het zou kunnen, want zoals ik inmiddels weet is dat zeer wel mogelijk met karton. Het vensterglas is gemaakt van dik overheadsheet, en daarvoor heeft de modelbouwer tegenwoordig betere alternatieven. Ik heb niet geprobeerd alles bij deze 'makeover' te verbeteren - dan kan ik beter een nieuwe 36 bouwen en de oude weggooien, maar daarvoor is hij me inmiddels te dierbaar. De foto's zijn natuurlijk genadeloos en tonen de gebreken, inclusief het kwastwerk, maar desondanks is het model een overtuigende weergave van de 36 (zoals 'Haagse bronnen' ongetwijfeld kunnen bevestigen).
Nadat de Ombouwer bijna twintig jaar dienst heeft gedaan op het Eiland Waan is er inmiddels zoveel passend materieel voor dat bedrijf gebouwd dat ik kon besluiten om de A36 weer terug te schilderen naar de oorspronkelijke Haagse uitvoering. Dat is gebeurd, en dat niet alleen. Ik heb de wagen ook weer omgespoord naar normaalspoor, en gelijk de 30 (!) jaar oude Lima-motor maar eens vervangen. Die was weliswaar netjes getemd door de instellingen van de Lenz-decoder, maar het bleef een wispelturige stroomvreter. De tweeasser heeft nu gewoon een cilindervormige motor met een wormwiel en kan nu echt l a n g z a a m rijden. Bijkomend voordeel van de nieuwe motor is, dat de hele aandrijving nu onder de vloer zit. Dat werd ook tijd. Voor en na:
Als normaalsporig model zou de tram straks best eens te gast kunnen zijn op een baan zonder bovenleiding. Geen gezicht natuurlijk, maar vooruit. Daartoe moest de wagen omschakelbaar gemaakt worden voor tweerailbedrijf. Op het Eiland Waan reed hij onder de functionele bovenleiding, met beide spoorstaven als retour. Die mogelijkheid heeft de normaalsporige versie nog steeds, maar daarnaast is hij ook eenvoudig om te schakelen naar het tweerailsysteem. Schakelaar e.d. zijn inmiddels gecamoufleerd, hoor.
En aangezien er toch al een decoder in het dak van de 36 zat, is de wagen ook voorzien van functionerende frontseinen. De 'koplampen' die het model had, waren feitelijk niet meer dan ronde plaatjes, geplakt op het balkonscherm. Nu moest er een LED in, en dat vereiste nogal wat hakwerk. De vloer van het model zat namelijk precies achter het frontsein; in het echt zit de vloer lager, en de lamp dus boven vloerhoogte.
De frontseinen zijn kokertjes, met daarin een reflector met een gat erin. Alles, zoals bij mij wel vaker, geheel gemaakt van papier en karton. Aan de voorzijde zit een schijfje 'glas', vastgelijmd met transparant opdrogende cockpit-lijm, de Canopy Glue uit de vliegtuigmodelbouw. Warmwit ledje erin, lichtsterkte temperen met CV55 en 56, en het effect stemt me tevreden.
De stootbuffers hebben tijdens het bedrijf op Waan het nodige te verduren gehad, en die waren daardoor ingedrukt tegen het balkonscherm. In het echt zitten daar twee veren tussen om de klappen op te vangen. Een representatie daarvan (korte stukjes buis) is aangebracht, waardoor de buffer weer de goede vorm heeft, en hopelijk ook houdt.
Tenslotte is de Haagse Ombouwer 36 op proef voorzien van de automatische Spratt & Winkle-koppeling, waarover later meer.
Tot slot nog een keertje "voorheen en thans":
Abonneren op:
Posts (Atom)